Hoe weet je of je echt aan ’t focussen bent?
Vertaling Erna de Bruijn.
Oorspronkelijke titel: How to Tell if You’re Really Focusing, van Ann Weiser Cornell, verschenen in The Focusing Connection Vol. XXIII, No.5, september 2006.
Als focussen voor jou goed werkt, maak je dan geen zorgen. Dit artikel is bedoeld voor diegenen die zich afvragen: ‘Is dit wat ik aan ’t doen ben nou focussen, en is het zo effectief als het zou kunnen zijn?’
De laatste tijd heb ik de essentie van focussen zitten overpeinzen, wat focussen tot focussen maakt.
Laten we het er eerst over eens zijn dat het niet een bepaalde serie stappen is. Een bepaalde manier van leren focussen is niet hetzelfde als focussen.
Ik heb geluk gehad. Doordat ik heb leren focussen in 1972, toen er nog geen echte stappen bij hoorden, ben ik nooit zo gehecht geraakt aan het idee dat de Zes Stappen van het Focussen, die Gene Gendlin in 1978 (in zijn boek Focusing) publiceerde, hetzelfde waren als het focussen-zelf. Wanneer die stappen in de weg gingen zitten, was het niet al te moeilijk om ze te laten schieten.
Gene heeft zelf altijd gezegd dat de ‘zes stappen’ niet heilig verklaard moesten worden. “Ze zijn een touw dat over een gebied loopt” zei hij tegen een groep in 1989. “Als je het gebied kent, heb je dat touw niet nodig”. Onlangs hoorde ik het hem nog sterker uitdrukken. “De zes stappen zijn vreselijk,” zei hij toen.
Ik vroeg hem om er meer over te zeggen, en hij zei:”Mijn probleem zit hem in de simplificatie die de zes stappen met zich meebrengen. Die maken dat het lijkt alsof ‘je gevoelens opzoeken’ focussen is. Er komen zoveel mensen vast te zitten in steeds terugkerende gevoelens en die denken dan dat dat focussen is.”
Het is duidelijk dat vastlopen in terugkerende gevoelens geen focussen is. Het volgen van een of andere serie stappen kan wel of geen focussen zijn. Laten we daarom opnieuw de vraag stellen: Wat is focussen?
Felt Sensing
In een artikel dat in 1990 gepubliceerd is (en dat veel meer bekendheid zou moeten genieten) schrijft Gene Gendlin: “Focussen is dat zo weloverwogen gebeuren waar een ‘Ik’ aandacht geeft aan een ‘iets’.” En ook: “De cliënt en ik gaan dat ‘iets’ daar vanbinnen gezelschap houden”. En: “Wat dat daar nodig heeft om de stappen te kunnen zetten, is alleen maar een vrijlatend contact of gezelschap. Als je daarheen gaat met je aandacht, en daar bij blijft of er terugkomt, dan is dat alles wat het nodig heeft; het doet zelf de rest wel voor je”. (The Small Steps of the Therapy Process: How they Come, and How to Help Them Come, in Lietaer et al., Client-Centered and Experiental Therapy for the 90s).
Deze citaten slaan op iets wat ik in 1972 al in me heb opgenomen toen ik pas was begonnen te leren focussen: dat focussen draait om een bepaald soort innerlijk contact of gezelschap-houden, een innerlijke relatie. Het is eerder een erbij-zijn, bij onze felt senses, dan dat we in onze emoties duiken.
Wat is een felt sense? Het is iets wat op het moment ontstaat, een regelrecht waargenomen notie van ‘dat allemaal’; het kan emoties bevatten maar het is niet hetzelfde als emoties.
“ Een felt sense is de holistische, impliciete lichamelijke notie van een complexe situatie. (…) Een felt sense omvat een labyrint van betekenissen, een heel weefsel van facetten, een Perzisch tapijt aan patronen – meer dan iemand kan zeggen of denken. Ondanks zijn ingewikkeldheid heeft de hele felt sense een brandpunt, een enkele specifieke behoefte, richting of kern. (… )Uit het geheel van dit alles kan er één enkel ding, één verklaring of één volgende stap voortkomen.” (Eugene Gendlin, Focusing-Oriented Psychotherapy, blz 58)
Als we dit als toetssteen nemen, hebben we datgene te pakken wat volgens mij het hart van focussen is. Focussen is een soort benieuwd, onderzoekend contact met een felt sense, dat maakt dat er symbolen op kunnen komen, en die symbolen kunnen dan weer getoetst worden aan de felt sense.
Laten we nu eens kijken naar drie processen waarvan ik betwijfel of ze echt focussen zijn.
“Ik heb het naar buiten gezet en nu voelt het beter.”
Vera voelt iets in haar keel, een gevoel van ‘dichtsnoeren’. Terwijl ze dit erkenning geeft en erbij blijft, komt er een gevoel bij haar op over de presentatie die ze binnenkort moet houden voor een grote groep mensen, en ze roept: ”Ik ben bang”.
“Kun je op een vriendelijke manier bij die angst zijn?”, vraagt haar focuspartner.
“Dat zou ik misschien wel kunnen” zegt Vera, “als ik er maar wat afstand van kon nemen.”
Met de hulp van haar partner vindt Vera vanbinnen een plek waar deze “angst” zolang terecht kan.
“ Dat voelt beter,” zegt ze, “nu kan ik mijn zelfvertrouwen weer voelen. Ik weet dat ik het goed zal doen, die presentatie.”
Het gevoel dat begon met ‘Ik ben bang’ en vervolgens het etiket ‘die angst’ opgeplakt kreeg, krijgt in deze sessie helemaal geen gezelschap. Het krijgt helemaal niet de kans dat het wordt aangevoeld, dat het zich kan tonen in heel z’n veelvormigheid. Als je zo’n sessie hoort, dan moet je je wel afvragen wat er omgaat in deze focusser en haar partner. Zouden ze denken dat het ‘bange’ niet kan veranderen? Mij lijkt het dat ze onbedoeld een levend aspect van het zelf behandelen alsof het een ding was dat eerst weg moest om er vervolgens niet meer naar om te kijken. ( Een deel van het probleem is het gebruik van het zelfstandig naamwoord ‘angst’ in plaats van het bijvoeglijk naamwoord ‘bang’ – maar dat is iets voor een ander artikel.)
Als je focussen alleen maar gebruikt om je beter te voelen door dingen naar buiten te zetten en er nooit meer mee in contact te komen, dan ben je niet aan ‘t focussen. Dan ben je processen aan ’t overslaan. En ik vind het jammer voor de plekken die worden overgeslagen en waar niet meer naar omgekeken wordt… en spijtig vanwege de gemiste kans op een verder gaan in de richting van groei voor de hele persoon.
Een paar jaar geleden was er een man die een artikel naar het Focusing Institute stuurde voor hun nieuwsbrief. Hij vertelde met trots dat hij jongens in zijn vechtsport-klassen leerde focussen. Voor een wedstrijd liet hij ze al hun gevoelens ‘naar buiten zetten’. Ze konden kiezen waar ze die neer wilden zetten, ‘al was het op de maan.’ Daarna gingen ze vechten. Dat was alles wat hij met ze deed, en dat noemde hij ‘leren focussen’. Ik zeg niet dat het die jongens niet hielp. Wat we hier proberen aan te geven, is wat focussen nu precies is.
“Misschien kan ik het lichter maken.”
Focussen houdt in dat er contact is met dat wat er is, dat je je erin invoelt, dat je het als een geheel aanvoelt. Het lijkt me duidelijk dat dit betekent dat je het niet moet gaan veranderen. Als ik het verander, hoe kan ik me er dan in invoelen zoals het is?
Dus stel je mijn verbazing voor toen ik onlangs een zeer gerespecteerde focustrainer het volgende hoorde zeggen: ”Mijn felt sense is vandaag donker van kleur. Ik denk dat ik hem maar eens wat lichter ga maken.” Mijn mond viel open en ik vroeg me af of ik hem wel goed had verstaan. En dat had ik. Ik denk dat ik hem maar eens wat lichter ga maken. Focussen? Hoe kon dat nou? Een verandering aanbrengen in dat wat we voelen is geen focussen, is niet voelen wat er is, je erin invoelen, voelen waar het allemaal mee samenhangt. En het getuigt zeker niet van het vertrouwen dat het z’n eigen weg wel zal vinden.
Inschatten en veranderen wat we binnenin onszelf tegenkomen is precies het tegenover-gestelde van erbij zijn, en dat is het hart van focussen. Iets lichter maken lijkt misschien niet zo erg, maar het zit in dezelfde hoek als ‘Ik vind het niet leuk, dus ik wil er vanaf’ en ‘Ik zou me niet zo verdrietig moeten voelen, dus laat ik maar een blij gevoel op de plaats van dat verdriet zetten.’ Het is alleen maar een gradueel verschil. Bij een focussende manier van contact maken wil je niet proberen iets te veranderen. Denk aan het citaat van Gendlin: “Als je met je aandacht (naar die plek) gaat, en je blijft daar of je komt er terug, dan is er verder niets nodig, dan doet het heel de rest voor jou.”
En wie is deze ‘ik’ die de felt sense lichter wil maken? Vast niet dezelfde ‘ik’ die in staat zou zijn om ‘iets op een vrijlatende manier gezelschap te houden’. Als ik het was, zou ik geïnteresseerd raken in dat ‘iets in mij’ dat het lichter wil maken, in plaats van gehoor te geven aan de impuls daarvan.
“Het moet veranderen”
Nog een verhaal: Linda is aan het focussen. Ze merkt iets op vanbinnen dat voelt als een donker huis. Ze vraagt: “Wat heeft het nodig?” Wat er bij haar opkwam was: dat huis moet vol met licht en mensen. Ze neemt dit in ontvangst, het voelt goed, en daarmee is haar sessie klaar.
Later, toen Linda mij hoorde spreken over innerlijke-relatie-focussen, vertelde ze mij over haar sessie en ze vroeg me wat ik ervan vond. Ik zei haar dat ik, als zij tevreden was over die sessie, haar dat niet wou ontnemen. Toen zij erop aandrong dat ik er meer over zou zeggen, zei ik: “Ik vraag me af wat er met dat donkere huis is gebeurd. Dat was niet voor niks gekomen. Heeft het de kans gekregen om aangevoeld, doorvoeld en gehoord te worden? En haar antwoord was: nee, dat was echt niet zo. ( Linda vertelde me later dat ze besefte dat een ongeduldige kant van haar die vraag ‘Wat heeft het nodig?’ gebruikt had om er meer schot in te krijgen.)
Ik heb al een hele tijd moeite met die vraag ‘Wat heeft het nodig?’ Vragen kunnen in het algemeen problematisch zijn omdat ze niet erg helpen om een proces uit te nodigen. Ze roepen meestal een antwoord op vanuit wat er al is (wat we vaak ‘het hoofd’ noemen). (zie mijn artikel “Questioning Questions” voor een uitgebreide bespreking hiervan.) Bovendien blijft het in het vage aan wie de vraag wordt gesteld … en wie er eigenlijk antwoord geeft. Is dat het ‘iets’ dat in zijn antwoord aangeeft wat het zelf nodig heeft? Of springt een ander aspect van de focusser er op in om die vraag te beantwoorden?
Stel je een moeder en haar dochter voor. Dominerende moeder, schuchtere dochter. Oma komt op bezoek en vraagt aan de dochter: “Liefje, wat heb jij nodig?” Voordat de dochter antwoord kan geven, staat moeder al klaar met haar antwoord: “Wat zij nodig heeft, is haar best doen op haar schoolwerk, en goeie cijfers halen.” We mogen aannemen dat de dochter, als ze rustig de kans had gekregen, een heel ander antwoord zou hebben gegeven! Dus het maakt heel wat uit wie er antwoord geeft!
Als een focuspartner vraagt: “Wat heeft het nodig?”, weet de focusser dan dat het de bedoeling is dat hij naar binnen gaat en daar aan dat gaat vragen wat dat nodig heeft? Misschien niet. En het helpt zeker niet dat het in de vorm van een vraag wordt voorgelegd.
Bebe Simon, die in die eerste jaren ook als focustrainer assisteerde bij Gene, was daar prachtig konsekwent in. Ze zei heel zorgvuldig: ”Kun je dat vragen wat het nodig heeft,” lang voordat de rest van ons er enig idee van had waarom dit belangrijk was. Als het niet dat is wat de vraag beantwoordt, dan hebben we echt helemaal geen focusproces.
Contact en gezelschap
Wat is focussen dan wel? Twee fasen.
- Een felt sense zien te vinden: even stilstaan en een nieuw totaalgevoel van die hele situatie uitnodigen. Dat is niet hetzelfde als het gevoel waar je de hele week al mee rondliep, ook al heb je dat nóg zo lijfelijk gevoeld. Een felt sense komt op als iets wat vers aanvoelt. Dat kan je wel bekend voorkomen, maar het is niet precies eender als wat je al eens eerder hebt gevoeld.
- Daar dan bij blijven. Nagaan hoe het meer is dan de woorden die meteen opkomen. Weer een citaat van Gendlin, uit het ‘Small Steps’ -artikel: “Wat ik Focussen noem is naar binnen toe aandacht geven aan dat vage gevoel van iets daar.” En dit aandacht-geven is een respectvolle, niet-oordelende aandacht, die niet probeert het te veranderen, het alleen maar navoelt zoals het is.
Terwijl we bij een felt sense zijn, en die gezelschap houden zonder te proberen er iets aan te veranderen, en die navoelen zoals die is, komen er symbolen op. Dat kunnen woorden zijn, beelden, taferelen, geluiden, gebaren… en dan voelen we na hoe de felt sense antwoordt op deze symbolen, en we merken op of ze een soort innerlijke verandering of verschuiving met zich meebrengen. Daarbij gaan we na of ze een tevreden gevoel van ‘dat klopt’ geven of een gevoel van ‘ja, zó’. Zo niet, dan blijven we doorvoelen. Misschien kloppen de symbolen ten dele, maar zit er meer aan vast.
Dat is focussen. Er zijn veel manieren om mensen te leren focussen, en die hebben allemaal deze twee grondmotieven centraal staan.
Maar wat te doen als er niets verandert vanbinnen?
‘Het inhoud-vrije Ik’
Gene Gendlin spreekt van ‘het inhoud-vrije Ik’. Dat is wat het ‘ut’, de felt sense, gezelschap houdt.
Als we niet geïdentificeerd zijn met ‘het inhoud-vrije Ik,’ maar met een ander aspect van onszelf, kan het focussen vastlopen. Dan horen we onszelf zeggen: ‘Ik heb het nodig dat dit verandert,’of ‘dit vind ik niet leuk,’ of ‘Dit is zo groot, ik vind het dood-eng.’ Op dat punt wordt focussen moeilijk, omdat er niet dat ‘vrijlatende contact of gezelschap’ is. Als die ruimte er niet is, dan is het zelfs voor een felt sense moeilijk om vorm aan te nemen.
In Focusing zegt Gendlin: “Wát er ook in de weg zit (om vriendelijk te zijn), daar kun je op focussen (blz. 95).” Dat is wat we doen als we zeggen: ‘Iets in mij heeft het nodig dat dit verandert’, of ‘Iets in mij vindt dit niet leuk’, of ‘Dit is zo groot, iets in mij vindt het dood-eng.’ Dit is een zich toewenden naar een aspect van onszelf waar we mee geïdentificeerd waren … we duwen het niet weg, we proberen niet om het niet te voelen, maar we geven het Ik de kans om ‘ut’ gezelschap te houden. Zo begint het focussen weer te stromen.
Overal waar het focussen moeilijk wordt, waar je merkt dat je vastloopt, kun je je afvragen: Zie ik kans om dit nu gezelschap te houden, zonder verborgen agenda, zonder dat het hoeft te veranderen? Of ben ik geïdentificeerd met iets dat het op de een of andere manier anders wil hebben? En als je geïdentificeerd bent met iets, probeer dat dan te begroeten.
Er zijn meer dingen die kunnen helpen, maar dit is misschien wel het belangrijkste.
Ja, het is de moeite waard.
Het focusproces is iets speciaals. Het kan tijd en moeite kosten, en de hulp van een focustrainer of een ervaren focuspartner, om die speciale focusaanpak te vinden waarbij je de felt sense benadert vanuit ‘het inhoud-vrije Ik’. Voor de meesten van ons is focussen iets nieuws, niet iets wat we altijd al gedaan hebben. Het kost heel wat geworstel met onze vertrouwde gewoontes als we iets gaan leren wat vaag, ongrijpbaar, onzeker kan voelen, en niet gesteund door de cultuur om ons heen. Is het de moeite waard? Absoluut. Focussen brengt diepgaande verandering, echte verandering, het soort verandering dat Gendlin “carrying forward” noemt. En dat is de moeite die het kost om even stil te staan en het te pakken te krijgen meer dan waard.
(Noot van de vertaler:’Carrying forward’, ‘iets wat verder brengt in de richting van groei’, komt in de buurt; een betere vertaling heb ik niet kunnen vinden.)